leerlingen
Sociaal emotioneel leren
Zelfbewustzijn
Wat is het?
Het vermogen om uw eigen emoties, gedachten en waarden te begrijpen en hoe deze uw gedrag en dat van anderen beïnvloeden.
​
Hoe zie je het?
-
Kunnen beschrijven hoe je je voelt.
-
Opmerken wat anderen kunnen voelen.
-
Begrijpen dat je gedrag kan tonen hoe je jou voelt.
Wat kunnen we doen om te stimuleren?
Begrijp wat "Maky my day" betekent. Merk op wanneer iemand je dag goed maakt en vertel ze "Je hebt mijn dag goed gemaakt".
'Make My Day' verwijst naar acties of woorden die een anders gewone of saaie dag aangenaam gedenkwaardig maken voor iemand.
Als je iemands dag goed maakt, zorg je ervoor dat diegene zich op die specifieke dag gelukkig en geweldig voelt.
​
-
Stop-denk-do-check. De 'stop-denk-doe-methode' is een manier van werken die gebaseerd is op een zelfinstructiemethode.
1. Stop: ik lees mijn opdracht.
2. Denk na: Hoe plan ik mijn werk? Wat heb ik nodig om mijn werk te maken?
3. Doen: ik doe mijn werk
4. Check: ik controleer mijn werk, ben ik iets vergeten?
-
Reflectie-schema. Dit kan worden gebruikt om na te denken over dingen die al zijn gebeurd. Het helpt u de gevolgen van uw acties en gedrag te begrijpen, zodat we sucessen kunnen vieren en kunnen nadenken over hoe het de volgende keer beter kan.
1. Wat heb ik geleerd?
2. Welke nieuwe ideeën heb ik gekregen?
3. Wat ga ik veranderen?
4. Wat ging goed?
​
Zelfmanagement
Wat is het?
In staat zijn te begrijpen waarom je je op een bepaalde manier voelt en hoe je dat gevoel zelf kunt beheersen.
Hoe zie je het?
-
Je herkent en benoemt gevoelens als jaloezie, opgewektheid, paniek...
-
Je herkent bij jezelf dat hoe je je voelt de manier waarop je je gedraagt kan veranderen. Je kunt bijvoorbeeld schreeuwen als je boos bent en enthousiast praten als je blij bent.
-
Je weet hoe je jezelf kunt kalmeren als je een sterke emotie hebt.
-
Je weet dat jouw gedrag invloed kan hebben op anderen om je heen. Je kunt uitleggen welke rol je speelde in een uit de hand gelopen situatie.
Wat kunnen we doen om te stimuleren?
-
Analyseer je emoties en gedachten. In dit model kun je de link leggen tussen je gevoelens, gedachten en gedrag. Je kunt dit model gebruiken wanneer je een sterke emotie hebt (bijv. boosheid) en je daarop wilt reflecteren.
Gebeurtenis: wat is er gebeurd?
Gedachten: wat vind ik ervan?
Gevoelens: hoe voel ik me bij deze gebeurtenis?
Gedrag: ik gedraag me anders door hoe ik me voel of hoe ik erover denk.
-
Beren van Meichenbaum
1. Wat moet ik doen (taak)? Bijv.: mijn wiskunde doen.
2. Hoe ga ik het doen? Bijv.: Ik verdeel de taken in kleinere stukken.
3. Ik doe mijn werk/taak. Bijv.: Ik doe de taak.
4. Ik controleer mijn werk - wat vind ik ervan? Wat ging goed? Wat kan ik de volgende keer beter doen? Bijv.: Ik werd afgeleid door mijn zus. De volgende keer zal ik de taak in mijn eigen kamer doen.
Sociaal bewustzijn
Wat is het?
De gevoelens, gedachten en het gedrag van een ander begrijpen.
Hoe zie je het?
-
Kunnen zien hoe anderen zich voelen.
-
Begrijp dat iemand anders een ander of soortgelijk gevoel kan hebben.
-
Begrijpen hoe anderen zich gedragen.
-
Vraag hoe anderen zich voelen.
Wat kunnen we doen om te stimuleren?
Kijk naar de film 'Inside Out'.
Breng sommige emoties in beeld en herken ze in andere.
Gebruik en herken verschillende emoticons.
Sociale vaardigheden
Wat is het?
Het vermogen om vrienden te maken en met anderen samen te werken (kinderen en volwassenen).
Hoe zie je het?
-
Goed naar mensen luisteren om te zien hoe anderen dingen zien en begrijpen.
-
Begrijpen dat iedereen iets te bieden heeft.
-
Ideeën en gevoelens delen om samen te spelen en te werken.
-
Dingen veranderen als je iets lastig ervaart.
-
Vrienden en leeftijdsgenoten om hulp kunnen vragen.
Wat kunnen we doen om te stimuleren?
-
Oefen met glimlachen en kijk hoeveel glimlachen je terugkrijgt.
-
Stel nieuwsgierige vragen om meer te weten te komen over anderen.
-
Verplaats jezelf in de schoenen van een ander om te zien hoe diegene denkt en voelt.
-
Maak iemands dag goed door aardig te zijn.
-
Stimuleer en oefen elke dag vriendelijkheid.
-
Vriendschapskaarten. Gebruik deze Vriendelijkheid Receptenkaart om je vriendschapsvaardigheden op te merken en te oefenen.
-
Magische bril: iedereen van de klas maakt een 'magische bril'. Als je de bril van je klasgenoot opzet: stel je je voor dat je de wereld ziet door de ogen van je klasgenoot!
Oefening: vertel je docent of je klasgenoten hoe de wereld eruitziet door de bril van een ander.
​
Zelfregulering
Wat is het?
Het zijn de VAARDIGHEDEN die we gebruiken om onze gevoelens, gedachten en gedragingen te REGELGEVEN. Het is als een KAPITEIN/COMMANDANT van onze geest. Het helpt ons om bij te houden wat er gebeurt. Het helpt ons na te denken over verschillende OPTIES en te BESLISSEN wat het juiste is om te doen. De KAPITEIN helpt ons dan om onszelf te STUREN en bij te houden hoe het gaat en om te weten dat we op de goede weg zijn.
Hoe zie je het?
Wanneer je een doel moet bereiken, moet je jezelf reguleren.
-
Enkele voorbeelden: Als je een goede vriend bent, dingen leert op school, een uitdaging aangaat...
-
Bijvoorbeeld op school, als je samenwerkt met je klasgenoten: Bespreek waar de opdracht over gaat, zodat iedereen het begrijpt. Bespreek en maak een PLAN, bijv. wat moet de eerste stap zijn? Begin het werk. CONTROLEER (Monitor) hoe het gaat. Als je het einde hebt bereikt, controleer dan of je hebt gedaan wat je van plan was te doen en of je het DOEL hebt bereikt (EVALUEER).
Wat kunnen we doen om te stimuleren?
-
Denk na over onze gevoelens en gedachten en word je er meer bewust van.
-
Denk na over verschillende opties en strategieën voordat we handelen.
-
Controleer of we hebben gedaan wat we besloten te doen (evalueren).
-
Kijk hoe anderen dit doen.
-
STOP even en observeer goed hoe anderen het doen.
-
Leer van vrienden, andere leerlingen en volwassenen.
-
Vraag om hulp.
-
Doe eerst dingen SAMEN, voor dat je vaardig wordt in zelfstandig werken.
Executieve functies
Werkgeheugen
Wat is het?
Het geheugen is het vermogen dat je hebt om dingen te onthouden, maar er zijn verschillende soorten geheugen. Met het werkgeheugen kun je informatie tijdelijk opslaan. Wanneer je een bepaald stukje informatie nodig hebt, kan je dit ophalen. Als je eenmaal klaar bent met het gebruiken van de informatie, vergeet je het snel weer.
​
Hoe zie je het?
-
Als een leraar je vraagt iets op te schrijven, onthoud je de woorden pas als je ze hebt opgeschreven.
-
Je gebruikt het werkgeheugen in het dagelijks leven, als mama of papa je bijvoorbeeld zeggen "naar de keuken te gaan en water, glazen en bestek mee te nemen", onthouden we dit alleen totdat we hebben gedaan wat ze hebben gevraagd.
​
Wat kunnen we doen om te stimuleren?
-
We kunnen het werkgeheugen trainen om steeds meer dingen te onthouden. Hiervoor kunnen we leuke spelletjes spelen zoals sequence-spel (onthouden van reeks gekleurde lichtjes), wie is wie, zien wie steeds langere getallen onthoudt…
-
Je kunt dit online spel van Simon Says proberen .
-
Ook thuis kun je dit trainen. Bijvoorbeeld: volg een recept voor het bakken van een cake en onthoud de stapjes.
​
Impulscontrole
Wat is het?
Het vermogen om ongepast gedrag te stoppen en afleiding of irrelevante informatie te negeren.
Hoe zie je het?
-
Je kunt een opdracht afmaken terwijl andere leerlingen praten.
-
Je kunt bijvoorbeeld in een spel op jouw beurt wachten.
-
Je kunt stoppen met spelen als de schoolbel gaat.
-
Je kunt naar de leraar luisteren, zelfs als een andere leerling aan het praten is.
​
Wat kunnen we doen om te stimuleren?
-
Je kunt eerst nadenken voordat je in de klas een antwoord geeft.
-
Je kunt het antwoord op een wisbord schrijven.
-
Je kunt een antwoord eerst met een andere leerling bespreken en daarna een antwoord geven.
-
Tel in je hoofd tot 10 voordat je een antwoord geeft.
Cognitieve flexibiliteit
Wat is het?
Gemakkelijk kunnen switchen van het ene werkstuk naar het andere. Bijvoorbeeld kunnen switchen van spelen naar leren, of je kunnen aanpassen aan nieuwe regels.
Hoe zie je het?
-
De mening van je broer of zus kunnen begrijpen.
-
Een andere manier proberen als iets niet lukt.
-
Kunnen switchen van de ene taak naar de andere.
-
Overschakelen van spelen naar huiswerk maken.
​
Wat kunnen we doen om te stimuleren?
-
Een alarm instellen. Als het piept: stop met spelen en begin met je huiswerk.
-
Gebruik stappenplannen, bijvoorbeeld rekenschema's.
​
Probleemoplossing
Wat is het?
U kunt een probleem zien en een oplossing voor het probleem vinden.
Hoe ziet je het?
-
Stap voor stap een probleem kunnen oplossen.
-
Kunnen praten over een conflict tussen je vrienden.
​
Wat kunnen we doen om te stimuleren?
-
Reflectie-schema
1. Wat is het probleem?
2. Bedenk zoveel mogelijk oplossingen.
3. Kies één oplossing.
4. Voer de oplossing uit.
5. Reflecteren: Zou je de volgende keer hetzelfde/anders doen?
-
Beren van Meichenbaum
1. Wat moet ik doen (taak)?
2. Hoe ga ik het doen?
3. Ik doe mijn werk/taak.
4. Ik controleer mijn werk. Wat vind ik ervan? Wat ging goed? Wat kan ik de volgende keer beter doen?
Planning en organisatie
Wat is het?
Je werk plannen, je tijd indelen en bedenken welke taken als eerste gedaan moeten worden.
​
Hoe zie je het?
-
Je schooltas maken.
-
Een grote taak voorbereiden (bijvoorbeeld een presentatie voor je klas).
-
Een weekplanning maken.
-
Je huiswerk organiseren.
-
Een moeder- of vaderdagcadeau maken.
-
Een bordspel spelen.
​
Wat kunnen we doen om te stimuleren?
-
Gebruik een checklist bij het maken van je boekentas.
-
Splits grote taken op in kleine stukjes.
-
Probeer een planning voor de week te maken: je kunt een leraar of ouder vragen om je te helpen.
-
Gebruik een planner.
-
Gebruik een timer.
-
Wanneer begin je met je huiswerk? Wanneer ga je pauzeren?
-
Houd je bureau netjes.